“Omdat verbeelding en inlevingsvermogen een grote rol kunnen spelen in het tegengaan van de klimaatverandering”, vroeg CANVAS in 2012 enkele auteurs een 'flitsverhaal' over het leven in 2050 te schrijven. Mijn bijdrage draait rond de juiste invulling van het begrip 'vooruitgang'.
Ongezoet vooruit
Het zal onmogelijk zijn om echt vooruit te komen als je verblind wordt door vooruitgang.
De vooruitgang die je wilt, is die van een oud mensje dat moet stilstaan en een reling vastpakken om een blik over de schouders te kunnen werpen. Alsof je enkel in de achteruitkijkspiegel kunt kijken terwijl je rollator stilstaat.
Als ik zelf achteruit kijk, zie ik mezelf aan een tafel met drie andere exemplaren van onze bedreigde diersoort. We drinken koffie en spreken over wat vooruitgang kan betekenen. Dat we niet dezelfde definitie van vooruitgang en welvaart hadden, bleek toen het over de vooruitgang in de context van kolonies ging – in het bijzonder de enige kolonie die België ooit in handen heeft gekregen. Een van de dieren zei dat het lulkoek was dat de wegen in de Congo waren aangelegd met de Congolezen indachtig – een ander dier veerde op alsof het door een wokie was gestoken. Het mannetje zei: “Die mensen hebben er toch iets aan gehad? Aan al die wegen en die scholen die wij daar hebben gebouwd?” Ik kon mijn oren niet geloven. Alsof je bij de Holocaust gaat opperen dat we nu tenminste een goed treinnetwerk hebben overgehouden in Europa.
Vanaf dat moment kon ik niet meer goed luisteren naar zijn woorden. Het was alsof ik naar iemand keek met een hoop kruimels in zijn baard. Kruimels en spikkels en een beetje roze glazuur op zijn lippen. Kruimels van de lulkoek van het imperialisme, en daarbovenop de veel te zoete, chemisch roze suikerlaag die de “beschaving der barbaren” heette. Zoals mayonaise is uitgevonden om de smaak van rot vlees te verbergen, zo was deze retoriek niets meer en niets minder dan een suikerlaag om te verbergen wat er onder het imperialisme zat. De zeemzoete verhalen van beschaving die we voorgeschoteld hebben gekregen over blote zwartjes die nu kleren hebben en wegen die nu zijn aangelegd: glazuur rond een wansmakelijke genocide. De kaarten en de postzegels vertelden het thuisfront andere versies van het verhaal, zo roze en zoet mogelijk, want verkrachting, verminking, onteigening, dwangarbeid, psychologische terreur en massamoord staan nu eenmaal niet zo goed op een postkaart. Ik keek naar de koffiekan en overwoog de inhoud over het hoofd van Kruimelbaard heen te gooien.
In plaats daarvan raapte ik al mijn beschaving bijeen en vroeg ik hem wie de mensen waren die hadden geprofiteerd van de rubber en de treinen en al het asfalt naar Europa. Waren de Congolezen nu steenrijk geworden van al dat werken op hun land? Hadden hun kinderen een goede erfenis? Was de winst eerlijk gedeeld? En de gewone Belgen? En hun kinderen? ‘Vooruitgang’, ‘beschaving’, ‘verandering’, ‘flexibiliteit’, ‘efficiëntie’. Vooruitgang voor wie? Verandering naar wat? Wie wordt er beter van? Wie maakt de winst en wie is flexibel? Wie of wat is beschaafd? Welke woorden blijven hol als we niet naar hun inhoud vragen? Hoe lang duurt het om een kamer met lege concepten te vullen? Het verleden schenkt rauwe antwoorden en de toekomst nodigt uit tot hongerige vragen.Ik ging op zoek naar een andere tafel.
Onder het glazuur en onder de lulkoek ligt alvast een goede zandbodem. Die zogezegde barbaren die Europa zo dringend moest beschaven, liggen alvast niet aan de basis van de klimaatcrisis die ons nu allemaal bedreigt. Misschien moeten “we” toch toegeven dat het allesbehalve barbaars was, maar juist ‘zero waste’ avant la lettre.
Ik zie dat ze al bij al – in hun blootje – toch iets van 5000 jaar hebben kunnen overleven in harmonie met de aarde en andere dieren. 5000 jaar zonder lente- en herfstmode en ook zonder mottenballen, dat is toch mooi duurzaam. En authentiek en naturel. Ja, dat is misschien wel 5000 jaar zonder een voet te zetten op de maan – maar die foto hebben we ondertussen wel. We kunnen nu met de foto van de maanlanding kijken hoe we de volgende 5000 jaar verder komen zonder rivieren te vervuilen en de wereld onder onze voeten weg te boren.
Ik zie de knoflookthee die mijn moeder leerde van haar moeder, waarmee ze in drie dagen mijn verkoudheid oplost. Ik zie mezelf het recept voor mijn kind onthouden.
Ik zie vrienden met wie ik klein was hun eigen kinderen opvoeden – plasticvrij, suikervrij lokaal, afvalarm en strenger dan onze eigen ouders. Ik zie drie generaties op één erf. Ik hoor ons spreken over minder werken, minder kopen, minder hollen. Ik zie ons gebruiken wat er is. Omdat het goed is wat er is of omdat het al is wat we hebben. Ik stel vast dat we voldoende hebben gekregen en de rest zelf kunnen maken. Ik verzoen me met het verleden en besef dat het zo is dat je de toekomst in handen houdt.
Misschien zit ik in een bubbel, maar het voelt goed hier. Deze bubbel waarin iedereen wint en waar de wegen in twee richtingen werken, voelt als een betere definitie van welvaart. Voor deze definitie van vooruitgang beoefen ik expres de wandelgang van een fragiel en bijna dood mens – want met uitsterven bedreigd zijn we allemaal – maar hou ik me aan de reling vast van het heden, met de kennis en de technologie die nu tot ons arsenaal behoren. Met het heden als houvast, kijk ik om naar het verleden en zoek ik antwoorden voor de stappen van de toekomst. Vooruitgang met de traagheid van waarden. Waarden die we doorgeven voor als we de toekomst achterlaten.
Ik zie ons achteruit kijken en met eerlijkheid zeggen wat wel en wat niet werkt. Ik zie ons stappen vooruitzetten en die kennis meenemen. Vooruitgaan met zorg voor mensen, voortschrijden met zorg voor de aarde. We delen al lang wat er is, het rest ons nog eerlijker te worden. De beschaving blijven schaven.
Ik zie mezelf een kus beloven.
Ik zie mezelf die belofte nakomen.
En ik wil heel precies zijn over dit feit: als ik beloftes maak, dan voel ik hoop dat we die beloofde toekomst kunnen waarmaken.